Koffie werd voor het eerst geïntroduceerd in Suriname in de 18e eeuw, toen Nederlandse kolonisten koffiestruiken meenamen uit Java, Indonesië. Het gunstige klimaat en de vruchtbare bodem van het land bleken ideaal voor de koffieteelt, en plantages bloeiden al snel op, waardoor koffie een belangrijk onderdeel werd van de Surinaamse economie. De bloeiende koffie-industrie trok veel Europese kolonisten aan die graag wilden profiteren van de handel.
Echter, de industrie kreeg later te maken met verschillende tegenslagen. De afschaffing van de slavernij in de 19e eeuw leidde tot het verlies van een groot deel van de arbeidskrachten, terwijl plantenziekten zoals koffieroest en toenemende wereldwijde concurrentie de productiviteit en winstgevendheid van de Surinaamse koffieboeren verminderden.









